Welkom bij het meldpunt woningvervuiling & hoarding. Het meldpunt zet zich in om de juiste hulp in te schakelen voor mensen die in een vervuilde of overvolle woning wonen. Zo kunnen zij weer veilig en prettig leven in hun eigen woning en ervaart de omgeving geen overlast meer. 

Eén meldpunt, twee problemen

Er kan naast woningvervuiling ook sprake zijn van hoarding (ook wel verzamelstoornis genoemd). Dit zijn twee verschillende soorten problemen, die elk hun eigen aanpak nodig hebben. In beide gevallen is de woning soms niet meer goed begaanbaar, zijn keuken of badkamer niet meer te gebruiken en is verhoogd gevaar op vallen en brand. De hulpdiensten kunnen in sommige situaties de woning niet meer betreden. 

Woningvervuiling

De woning wordt niet meer schoongehouden en raakt (ernstig) vervuild. Dit kan bijvoorbeeld bij ouderen die niet meer in staat zijn om het huis op orde te houden. Ook bij mensen met een verslaving of licht verstandelijke beperking komt woningvervuiling vaker voor. Soms is de woningvervuiling zo ernstig, dat de omgeving last heeft van stank of ongedierte.

Hoarding

Hoarding is de Engelse naam voor verzamelstoornis. Iemand met deze stoornis wordt in beslag genomen door het verzamelen van spullen. Ze verzamelen heel veel spullen en kunnen hier moeilijk afstand van doen. Hoarding is dus echt iets anders dan spullen verzamelen als hobby: mensen met deze stoornis verzamelen niet omdat ze het leuk vinden, maar omdat ze niet anders kunnen. Het is voor hen een manier om bijvoorbeeld een trauma te verwerken of om te gaan met een angst- of dwangstoornis. Vaak worden mensen met deze stoornis zó in beslag genomen door hun verzameldrang of schaamte hiervoor, dat ze contact met andere mensen vermijden.

Bij hoarding kan het huis zodanig vol komen te staan met spullen, dat de ruimtes niet meer kunnen worden gebruikt zoals bedoeld. De woning kan op het oog schoon lijken, maar is door de hoeveelheid spullen moeilijk schoon te houden. Een huis vol met spullen is ook erg brandgevaarlijk.

Signalen

Hoe weet je of sprake is van ernstige woningvervuiling of hoarding? 

Let, naast veel spullen, afval in huis en/of tuin, stankoverlast of ongedierte, op de volgende signalen:

  • Bewoner is erg op zichzelf en wil je niet binnenlaten.
  • Gordijnen zijn vaak gesloten, waardoor niet naar binnen kan worden gekeken.
  • De bewoner komt weinig buiten of laat zich niet zien.
  • De bewoner ziet er onverzorgd uit.

Melding maken

Maak jij je zorgen om iemand in jouw omgeving, omdat zijn of haar woning erg vies is of vol staat met spullen? Heb je het idee dat diegene hulp nodig heeft bij het opruimen of schoonhouden van de woning? Maak een melding door een e-mail te sturen naar meldpuntwoningvervuiling@buurtplein.nl. Vermeld in deze mail je naam en het telefoonnummer waarop we contact met je kunnen opnemen. Je melding komt binnen bij de buurtcoaches van Buurtplein en wordt vertrouwelijk in behandeling genomen. 

Ook als je een vraag hebt over woningvervuiling of hoarding, kun je via dit mailadres contact opnemen met het meldpunt.

Extra informatie voor de hulpverleners

Wat is onze werkwijze

Melding:

Screening:

  • Het meldpunt brengt samen met jou en/of eventuele betrokkenen de situatie in kaart. 
  • Hiervoor wordt het Clutter Image Rating Scale en het beoordelingsformulier woningvervuiling en hoarding gebruikt. 
  • Aan de hand hiervan wordt bepaald welke maatregelen nodig zijn om de situatie weer veilig en leefbaar te maken. En met welke urgentie dit wordt uitgevoerd. 
  • Met eventueel betrokken hulpverleners wordt afgestemd wie casusregie voert. Wanneer het meldpunt casusregie voert, worden de volgende stappen doorlopen.

Plan:

  • Het meldpunt belegt een MDO met alle betrokkenen en of te betrekken partijen om een integraal ondersteuningsplan te maken met de bewoner.
  • Gedurende de looptijd van het ondersteuningsplan, vindt regelmatig evaluatie plaats met betrokken partijen over de voortgang. Zo kunnen we plan tijdig bijstellen als dat nodig is. 

Evaluatie:

  • Wanneer de situatie in de woning weer op orde is, wordt met betrokken hulpverleners besproken welke nazorg en/of monitoring nodig is om terugval te voorkomen.